9 tips voor een natuurvriendelijke tuin 

Een natuurvriendelijke tuin, wat moet je daarvoor doen? Hoe krijg je een tuin met meer biodiversiteit? Een plek waar vogels, insecten, vlinders, kikkers, padden en andere dieren zich thuisvoelen? En waar je zelf ook nog je draai vindt? Dat is in elk geval een tuin waar je meer ‘de boel de boel’ mag laten.

Voor mijn blog op Voetspot interviewde ik Kathelijn De Maeijer van Landschapsbeheer Drenthe. Zij adviseert eigenaren van boeren-erven over het biodiverser maken van hun terrein. Haar tips zijn ook voor kleinere tuineigenaren geschikt.

Met deze 9 tips maak je een natuurvriendelijke tuin, een gastvrije plek voor allerlei leven:

Laat eens wat liggen in een hoek.

1. Zorg voor variatie en hou het rommelig. Laat patronen en structuren los. Op erven werd vroeger gerommeld, er waren wilde weides onder de boomgaard. Een minder opgeruimd erf is beter voor egels die willen winterslapen, vogels die willen nestelen, creëert meer schuilplekken voor insecten en amfibieën, biedt plaats voor poppen van allerlei insecten. Laat die berm eens ongemaaid, oftewel ongemoeid. Dat alles draagt het bij tot betere natuurlijke verbindingsroutes. Ook een stapel stenen, dakpannen of hout is ideaal voor allerlei leven. En zeg nou zelf: minder netjes, dat betekent ook minder onderhoud. Mooi meegenomen.

2. Laat je gazon wat meer ‘gaan’. Dat strak gemaaide gras mag wat minder. Hou eens een meter afstand tot aan de rand van de haag. Dan is er meer geleidelijke ‘overloop’ voor allerlei dieren. Maak een leuk paadje door je gras. Als je een gazon extensief beheert (dus geen mulch erop en maaisel afvoeren) en maar 2 x per jaar maait, dan verschraal je de grond en dan wordt de vegetatie uiteindelijk opener. In Frankrijk zie je nog koeien grazen in bloemrijke weides, hier zie je dat nauwelijks nog. Landschapsbeheer Drenthe heeft zadenmengsels met inheemse zaden samengesteld waar je een graszodenvrij gemaakt stuk land mee inzaait. Het ligt aan de omstandigheden welk mengsel geschikt voor je is: bodemtype, voedselomstandigheden, aanleg, beheer en gewenste duurzaamheid.

3. Zet fruitbomen niet keurig in rijtjes. En laat ook eens wat gevallen fruit liggen, dat is voedsel voor vlinders en muizen. En een oude fruitboom die eerder dood is dan levend, laat die eens gewoon wegkwijnen. Ook daar vinden allerlei nuttige diertjes weer schuilplaatsen en voedsel.

4. Voer niet al je snoeiafval af. Maak takkenrillen. Daarin en daarover kunnen bijzondere plantensoorten groeien en vogels in nestelen. Dat is een muurtje van snoeihout tussen zwaardere takken als paaltjes. In dit filmpje zie je hoe dat werkt. Fruitbomenhout moet je trouwens wel afvoeren, want daar kunnen ziektes in zitten.

Een takkenril.

5. Gebruik zoveel mogelijk inheemse tuinplanten en -struiken. Bijvoorbeeld cosmea’s, die horen hier niet thuis, dat soort bloemen komen van nature niet in Nederland voor, maar ze zitten wel vaak in bloemzadenmengsels. Ze vormen echter een mismatch met de tong van onze insecten. Ook coniferen en rododendrons horen hier niet. Laat in een hoek waar het kan wat kruiden en brandnetels staan, want dat zijn waard- en nectarplanten voor vlinder en andere insectensoorten.

6. Denk eens aan een andere haag dan beuk of buxus. Een haag biedt nestgelegenheid aan de heggenmus, is schuilplek voor verschillende dieren, voortplantingsplek voor vlinders, bron van voedsel voor veel diersoorten en vormt een mooie verbindingszone voor zoogdieren als wezel en veldmuis, amfibieën en insecten. Plant inheemse soorten aan. Het liefst met bloesem (nectar), doorns (bescherming tegen vijanden als roofvogels, marters en katten) en besdragend (voedsel). De eenstijlige meidoorn heeft de voorkeur, eventueel aangevuld met scherpe hulst, hondsroos of sleedoorn (afhankelijk van vochthuishouding en bodem).

7. Zorg voor water in je tuin. Voor grote tuinen raden we een liefst een ondiepe poel met een flauwe oever aan, waardoor dieren er makkelijk in en uit kunnen.

8. Hang nestkasten voor verschillende soorten vogels op. Bijvoorbeeld voor de huismus of koolmees. Laat je schuur open voor uilen en zwaluwen.

9. Plant een boom of struik. Neem er een, of meer. Kies voor inheemse soorten als:

  • Zomereik
  • Els
  • Sleedoorn
  • Inlandse vogelkers
  • Hazelaar
  • Eenstijlige meidoorn
  • Gelderse roos
  • Hondsroos
  • Kardinaalsmuts
  • Vuilboom

natuurvriendelijke tuin

Meer lezen over een natuurvriendelijke tuin

Het boek Avontuurlijk Tuinieren dat ik schreef met Nienke Plantinga staat boordevol inspiratie!

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.